Familiehuis Bergstede Megchelen 1661-1804De Bergstede De heer Bouman stuurde mij informatie over huize/ boerderij Bergstede in Mechelen. Vanaf 1661 hebben daar diverse Schloetjes/ Slaetijes gewoond. Bron: "De Zwanenburg, van burcht tot buurt" van de Oudheidkundige Vereniging Gemeente Gendringen uit 2005. "Van de goederen van de Swanenburg zijn diverse pachtcedels (pachtovereenkomsten) bewaard gebleven. De cedel van de verpachting van de boerderij de Bergstede uit 1661 laat zien wat de hiervoor beschreven pachtcondities in concreto betekenden. (Over de Swanenburg en andere verdwenen Gelderse kastelen is een mooie website gemaakt. Klik hier voor een bezoek) De Bergstede stond aan de Hogestraat nabij Landfort. Deze ‘stede’ viel niet onder het ‘toebehoor’ van de Swanenburg dat van het Gelderse hof in leen werd gehouden. De boerderij werd op 1 april 1596 door de kasteelheer Johan III van Raesfeld gekocht van een zekere Claes Duysz tho der Isselborg en was leenroerig aan de eigenaar van de Kemnade onder Wijnbergen. De leenheer Reijner van Aeswijn, heer van Brakel, gaf de goedkeuring aan de transactie van zijn leengoed. Meer dan 300 jaar later, in 1900, bij de veiling van de bezittingen van de Swanenburg, kwam de Bergstede in handen van dr. Gustav Hermann Luyken (1882-1933), destijds de eigenaar van huize Landfort. De Bergstede werd het laatst bewoond door de familie Kappers. Bij de strijd om de bevrijding, eind mei 1945, ging de boerderij verloren. De Bergstede werd niet herbouwd.
45. De bedrijfsgebouwen van de Bergstede, gelegen aan de Hogestraat (foto 1935) Anna van Sevekooten, de rentmeester van de Swanenburg, verhuurde de boerderij in 1661 in opdracht van de eigenaar. Deze laatste betitelde zij in de aanhef van de pachtcedel als: “de Hoogh Edell gebooren en Gestrenghen Heer, Me Heer Arndt Vijgh Heer tot Soelen en toe den Swanenburgh, Amptman, dijck Greff in Neder Betuwe, richter van Tiel en Zandtwijck etc. etc. etc.”. De Bergstede werd voor zes achtereenvolgende jaren verpacht aan Gerret Sloeutiens (uitspraak Slöötjes). Zelf schreef hij zijn naam als “Gerret Slaetijes”. In het Gendringse nog altijd bestaande familienamen als Sloetjes en Slaatjes zijn gerelateerd aan deze Gerret. Gerret was getrouwd met Geertien Wassinghs. Toen hij in 1661 een nieuwe pachtverbintenis aanging, had hij de Bergstede reeds in gebruik. Gerret wordt in de pachtcedel ook wel aangeduid als “bouman”. Het verbouwen van het land was tenslotte ook zijn hoofdarbeid. Overeengekomen werd dat de pachtsom 50 daalder bedroeg (de daalder telde toen 50 stuivers). In nature moest hij twaalf molder rogge (1 molder is ongeveer 1 mud = 1 hl) en tien molder boekweit als schoon zaad en in Emmerikse maat afdragen. De toepacht telde twee paar vette ganzen en vier paar volwassen hoenders. Tot veurwinning moest Gerret een roosenobel of vier ricxdaller (rijksdaalders) neertellen. Als herendienst moest hij de verpachter met paard en wagen dienen zo vaak als hem dat gevraagd werd. Ook de (vermoedelijke) schoonmoeder van Gerret, Harmken Brunsinck, wordt in de pachtcedel genoemd. Zij pachtte aan de Stranck (de Oude IJssel) een coij weijde, een perk in de hof en het schocken dijcx campken. Deze kamp zou ze bouwen om de derde gerf totdat een kennelijke schuld aan de heer was afbetaald. Verder werd bepaald dat Harmken in het Spijcker bij de Bergstede mocht wonen. Dat was een hooi- of zaadberging op een verhoogde vloer met daaronder een ruimte die kon worden benut als schuur of – zoals in dit geval – als woning. (zie foto). Gerret verplichtte zich het huis goed te onderhouden (in goede dack ende gerack) en deur- en vensterdicht. Goed onderhoud door de pachter gold ook de sloten en ‘gevrechten’. De weilanden moesten vrij gehouden worden van doorn ende biesen. De pachtcedel werd 20 maart 1661 ondertekend door Anna van Sevenkooten en Gerret Slaetijes. Het feit dat hij zijn naam kon schrijven is niet vanzelfsprekend; veelal waren mensen uit zijn stand de schrijfkunst niet machtig en werd met onvaste hand een merk getekend. Kaartje van Megchelen met Hogestraat en Swanenburg Volgens het pachtboek van de Swanenburg uit 1768 pachtte een zekere Jan Slaetjes destijds de Bergstede. Waarschijnlijk was hij een nakomeling van Gerret, de pachter uit 1661. In de pachtsom was na ruim een eeuw, in 1768, niet veel veranderd; ook de toepacht en de herendiensten (naar welgevallen van de verpachter) waren nog hetzelfde. Anders dan in 1661 moest de pachter jaarlijks 20 wilgen poten tot instandhouding van de ‘gevrechten’. De terreinafscheidingen bestonden grotendeels uit houtwallen. Jan Slaetjes leverde in 1768 twintig ellen linnen ter waarde van 9 guldens en 10 stuivers bij de Swanenburg af. Blijkbaar werd het weven van linnen in zijn huishouding uitgeoefend. (…) Vanaf 1773 is Albert Slaetjes pachter Tot 1804 is Willem Slaetjes pachter Conclusie Jaap Schlötjes: van 1661 tot 1804 (en zelfs vóór 1661) is de Bergstede het “familiehuis” van de Slaetjes (Sloetjes, Schlötjes) geweest). Het ligt in de rede dat Gerrit, de oudst bekende voorvader van onze familie, daar ook geboren is. Wellicht was Gerrit/Gerret ook zijn opa: zie stamboom 1660.
|
U kunt een e-mailbericht met vragen of opmerkingen over deze website
verzenden aan jaap@schlotjes.nl
|