Rietje Schlötjes            contact of vragen?
                                   Start Glasinlood en Tiffany Bédoin/ Provence Schlötjes Familie

Start
Omhoog

Rietje d'Ailly-Schlötjes (1919 -  2012 )

Herinneringen, feiten en data van Tante Rietje uit Meppel

Op verwijzing van Robert schreef ik (Jaap Schlötjes) een brief aan Tante Rietje. Ik kreeg uitgebreid antwoord, en bovendien vulde ze veel dingen aan en in op de stamboom. Hieronder haar verhaal:
 

Meppel, 6 december 2004

Beste Jaap

Zoals je ziet heb ik m’n best gedaan!
Ik heb er een kopie van gemaakt, zodat ik makkelijk op verdere vragen van je kan antwoorden. Ik weet namelijk niet of je ook gegevens wilt over de vrouwen/ man van ònze kinderen en van de kinderen “Dekker”. De “Schlötjes-tak” is met d’Ailly en Dekker ten einde gekomen. Ook bij jouw dochters houdt het op! Alleen de Nieuw Zeelanders staan er goed voor. René heeft een zoon, en Paul heeft er geloof ik 3.

 

Mijn vader Frans en Diederick (oom Dick genoemd) waren weliswaar tweeling, maar duidelijk 2-eiig. Mijn vader was donker, bruine ogen, groot, slank, mooie donkere snor, terwijl oom Dick kleiner was, ronder, dikker, blauwe ogen, blond, en mijn neef Christiaan leek op mijn vader. Het heeft mijn vader erg aangegrepen, toen jouw grootvader Gerhard stierf. Hij was heel erg op hem gesteld en vond het vreselijk dat hij aan tuberculose overleed.

 

 

 

 

Jaren erna sprak hij er nòg over, anders zou ik ’t mij niet herinneren, want het gebeurde in mijn eerste levensjaren. Mijn oom Dick (de tweelingbroer) en zuster tante Nel, zijn in onze jeugd zeer aanwezig! Regelmatig op bezoek. Na de dood van grootmoeder in Abcoude zijn oom Dick en tante Nel samen gaan wonen. Eerst in Amsterdam, later in Hilversum. Ons huis op de “Middenweg 158” in A’dam was door 2 families bewoond. Toen de ene familie vertrok na de dood van de echtgenote, zijn oom Dick en tante Nel bij ons komen wonen. In 1938 ben ik uit huis gegaan, in opleiding verpleegster Emma Kinderziekenhuis. In 1941 werd tante Nel ziek, men zei: buiktuberculose.
Mijn zusje Nel was toen 10 jaar, en we vreesden de directe contacten in dat ene huis (Middenweg). Om die reden verhuisden mijn ouders, broer Jan en zusje Nel, naar Heemstede. In verband met de oorlog kwam mijn vader op wachtgeld. Bij de KNSM, waar hij werkte, viel in die tijd niet veel meer te doen.
Tante Nel is in ± 1943 overleden, daarna kwam oom Dick weer bij ons in Heemstede wonen. De laatste jaren van de oorlog Jan is ondergedoken geweest in Twente. Hield het daar niet uit en kwam weer thuis (schuilplaats onder de vloer in de corner). Na de oorlog ontmoette oom Dick in Ermelo Nel Roosen, en trouwde nog op z’n oude dag.

Mijn vader en z’n tweeling broer Dick en z’n ongetrouwde zuster Nel hadden dus heel veel contact met elkaar. Zuster Cor zat op de Veluwe, dat was te ver, om veel contact te hebben. Misschien 1 x per jaar, ook Jan en ik gingen 1 x per jaar naar Ermelo (op de fiets!)

 

Hoe het komt, dat we geen contact met jouw vader hadden, weet ik niet. Wanneer zijn jullie in Haarlem gekomen? Zaten mijn ouders toen al in Heemstede? Over het katholieke huwelijk van je vader heb ik nooit horen spreken. Dat hoor ik nu pas van jou. Ik heb wel meermalen gehoord, dat je grootmoeder Overberg graag schermde met deftige namen, en ook wel haar dochter Henny, maar die had een hoedenzaak in “Zuid” en waarschijnlijk gegoede klanten, dus begrijpelijk. Enfin, het is nu eenmaal zo gelopen Jaap, ik hoop dat je er iets mee kunt beginnen. Succes ermee en misschien ontmoeten we elkaar over niet te lange tijd. Dat zou ik wel leuk vinden. Maar eerst even bellen is wel aan te bevelen. Hartelijke groet, ook aan je vrouw Ineke,

Tante Rietje

 

 

Aantekeningen gemaakt door tante Rietje

bij de haar bekende familie-leden:

Mijn grootouders woonden in Amsterdam op de Weteringschans boven een groentewinkel. Aan de overkant het Weteringplantsoen. Grootvader was leraar in ieder geval Nederlands, maar misschien nog andere vakken. Hij gaf ook thuis lessen. Als de tweeling (mijn vader en oom Dick) te druk waren, werden ze naar het “plantsoen” gestuurd. Mijn grootvader heb ik niet gekend, is vóór of even ná mijn geboorte overleden. Grootmoeder heb ik wél gekend. Ze woonde toen bij haar dochter (tante Nel), die een kleuterschool leidde in Abcoude. Wij logeerden daar wel eens. In bed hoorde je ’s morgens de klompen over de keien en bolderende melkkarren (met paard ervoor) en we mochten mee naar de kleuterschool.

Over Cornelia:
Woonde Weteringdwarsstraat (1e of 2e ??), op oudere leeftijd verhuisd naar Ermelo (Veluwe), overleden begin jaren 60

Over Gerhard: Weet je zeker dat je grootvader in Den Haag is geboren?

Bij Gerhard: Als kinderen kwamen mijn broer Jan en ik af en toe op bezoek bij je grootmoeder Henny (grote Henny werd ze genoemd en kleine Henny haar dochter). Ik meen dat ’t de Jacob Obrechtstr. of plein was met de hoedenzaak en atelier van je tante. Er was een klein balcon, dat ik doodeng vond, maar toch gingen we erop staan.

Bij Hendrika: Mijn naamgenoot. Ze kwam regelmatig bij ons thuis. Bleef ook wel logeren in de tijd dat mijn ouders in Heemstede woonden. Mijn moeder was een engel, hield rekening met al haar wensen.

Ik herinner me dat haar bord en kopje apart afgewassen moest worden, want ons afwassop was niet goed. Maar iemand die zo gehandicapt is, vergeef je veel.

Bij Chris: Als ik al die vraagtekens bij Chris zie (de broer van je vader) dan krijg ik de indruk dat de relatie niet bijzonder hartelijk was. Toen wij in A’dam woonden op de Middenweg kwam Chris af en toe op bezoek. Ik mocht hem graag. Hij had een echte Schlötjes-neus, net als mijn vader en mijn broer. Chris moest in verband met een baan (verzekeringsmaatschappij) zelfs zijn neusschot bovenaan laten corrigeren. In 1934 of 1935 kwam hij ons een vrouw voorstellen. In 1942 zijn wij naar Heemstede verhuisd en was er geen contact meer.

 

 

 

 

Op 31 mei 2005 bezocht Jaap Schlötjes Tante Rietje en Oom Maarten in Meppel.

Dat resulteerde in de navolgende familiegeschiedenis:

Maarten is in Amsterdam geboren en opgegroeid tot 6 jaar, daarna een paar jaar in Zürich, daarna in Enschedé. De middelbare school eerst in Haarlem en daarna in Leiden. In Haarlem in ’t boekenvak gewerkt en in 1938 een baan bij de fa. Kolff in Batavia, maar hij moest zelf z’n overtocht bekostigen. Hij werkte aan boord als koksmaat en bagagemeester. Het luik ging dan een uurtje open om de gelegenheid te geven iets uit de kist of koffer te halen onder zíjn toezicht. In dec. 1941 (aanval van Japan) meldt Maarten zich bij zijn militaire onderdeel. Na de capitulatie van Nederland in maart 1942 als krijgsgevangene naar Thailand vervoerd, en daar moeten werken aan de Birma-spoorlijn. Degenen die dat overleefden (sterk verzwakt na o.a. dysentrie) werden eerst wat bijgespijkerd en daarna ingezet in de militaire dienst in verband met de chaotische toestand in Indonesië. Maarten kwam terecht bij de afdeling infanterie op Bali. Pas in november 1949 kon hij naar Nederland repatriëren.

Rietje begon in 1938 aan de opleiding voor verpleegster in het Emma Kinderziekenhuis aan de Sarpathistraat. De periode tussen de middelbare school en het Kinderziekenhuis werd overbrugd door het werken bij de Rotterdamse Bank aan het Rokin in Amsterdam. Je mocht nl. niet vóór je 23e jaar gediplomeerd verpleegkundige zijn. Bij volwassenen begon je opleiding bij 20 jaar en in het kinderziekenhuis bij 19 jaar, maar dan deed je eindexamen en werd je diploma bewaard op het Ministerie van Volksgezondheid tot je een jaar bij de volwassenen had gewerkt, tot tevredenheid van de directie!

Voor dát jaar viel de keuze op het Elisabeth Gasthuis in Haarlem. Het was inmiddels oorlog en ouders woonden in Heemstede, dus zocht je het zo dicht mogelijk bij huis. Ná het “overwerk”-jaar deed Rietje nog een opleiding kraamverpleging in het Elisabeth Gasthuis. Samen met een vriendin die ze daar leerde kennen onstond het plan om naar Indonesië te gaan.

Na het kraamdiploma nog een jaar gewerkt in Aerdenhout bij de tante van een vriendin als particulier verpleegster. In die tijd had de bevrijding van Nederland plaats. Indonesische vrienden adviseerden om niet direct achter de militairen aan naar Indonesië te gaan. Ze zieden: “als je iets voor Indonesië wilt doen, kun je beste hier je vroedvrouwenopleiding halen om daar later vroedvrouwen op te gaan leiden. De studie duurt 3 jaar, maar als verpleegster/kraamverpleegster is het 2 jaar. Dus naar de vroedvrouwenschool in Amsterdam in 1945. In september 1947 naar de Zendingsschool in Oegstgeest om “Bahasa Indonesia” te leren, kennis van de Islam, stage van een paar weken op de oogafdeling van het Academisch Ziekenhuis in Leiden e.d..

In mei 1948 stapten we eindelijk op de Willem Ruys voor een zesweekse zeereis naar Djakarta. Vandaar gereisd naar Medan (Sumatra) en daar als vroedvrouw gewerkt. Daar steeds maar malaria-aanvallen, tot de lever zo groot was, dat terugkeer noodzakelijk werd. In Holland onder behandeling van een tropenarts van het Instituut voor de Tropen in Amsterdam. Dat betekende 3 maanden alleen maar hangop eten, iedere dag 3 diepe borden met veel suiker en ook suikerklontjes tussendoor eten. Gelukkig vind ik hangop lekker maar het heeft mijn moeder veel theedoeken gekost. Zomer 1952 Maarten leren kennen. Hij werkte in Den Haag in een boekhandel, maar het salaris was onvoldoende om te trouwen. Informatie ingewonnen over emigratie naar Nieuw Zeeland, tot er een advertentie stond in het vakblad van de boekhandel betreffende vestiging van een boekhandel en kantoorboekhandel in Emmeloord.

 

Gesolliciteerd bij de Dienst IJsselmeerpolders in Zwolle. Beiden gescreend, en wonder boven wonder worden we gekozen. Er moest natuurlijk wel geld komen! Een rijke oom van Maarten zag het niet zitten in die polder, maar – leve de vrouwen – het geld kwam er toch. Maartens moeder en twee van haar vriendinnen hebben ons het geld geleend (en het is inmiddels allang afgelost!). We begonnen in 1953 na de trouwerij in een voorkamer van een rijtjeshuis, want de winkelstraat was nog in aanbouw. We kozen eerst voor een kleiner pand in de winkelstraat, maar al gauw moesten we uitbreiden en werd de boekhandel van de kantoorboekhandel gescheiden. Nog later gingen we over naar een groter pand voor de kantoorboekhandel. In de jaren zeventig werd het economisch wat minder.

 

 

Advies van de accountant was: voeg beide panden weer samen. Niet zo jong meer hadden we geen moed om wéér al die rompslomp te moeten doormaken en hebben we de boek- en de kantoorboekhandel verkocht aan Bruna. Bruna heeft de zaak toen samengevoegd en in het overgebleven pand kwam een vleeswarenzaak. November/ december 1974 kwam Bruna in de zaak. De vleeswarenzaak volgde eind december. We hebben daar nog enkele maanden boven gewoond en zijn in april 1975 naar Ansen (gemeente Ruinen) verhuisd. Waarschijnlijk is Robert in 1975 bij ons in Ansen geweest toen de tuin en de moestuin nog niet georganiseerd waren.

In 1989 werd een ouderenwoning met 66 woningen gebouwd in Meppel. Met het oog op onze leeftijd zijn we toen naar Meppel verhuisd. In die flat was je helemaal zelfstandig. Er was geen verzorging, zo nodig alleen thuiszorg. We hebben er bijna 15 jaar gewoond. Voorjaar 2003 hebben we een plekje in een verzorgingshuis aangevraagd. We kregen beiden een indicatie daarvoor en na ongeveer een jaar waren we gestegen op de wachtlijst van 54 tot nr. 3. In april 2004 kwam er een appartement vrij voor ons en verhuisden we half april naar Reestoord, naar de flat met het mooiste uitzicht (vinden wij!).

 

Ik wil je nog vertellen dat wij een boekenkast van mijn grootvader hadden, die ook nog in Heemstede heeft gestaan. Na de dood van mijn moeder is de kast naar ons gegaan, zónder boeken.

Ik heb geen flauw idee waar de boeken gebleven zijn, maar er stonden zeker 4 à 5 dikke boeken in van Isaac da Costa in een prachtige band, alle 4 à 5 in zelfde band, ook boeken van die generatie en de oude Nederlandse taal, die ik als jong meisje nog ben gaan lezen. Er stonden ook boeken in van mijn moeder, die graag las. Mooi gebonden boeken van de Wereldbibliotheek. In verband met Isaac da Costa heb ik gedacht dat grootvader leraar Nederlands was, maar misschien was ’t gewoon zijn eigen belangstelling. Ik heb Isaac da Costa opgezocht in de encyclopedie. Hij leefde van 1798-1860, een Portugees/ Israelisch afstamming, schreef onder invloed van Bilderdijk, werd in 1822 gedoopt, óók zijn vrouw. Was voorvechter van het zogenaamde “Réveil”. In 1822 twee delen “Poezij”, dat veel opschikking veroorzaakte. Tussen 1840 – 1850 de bekende “Tijdzangen”, later gebundeld in “Politieke Poezij”, in 1847 “Hagar”, in 1850 “De slag bij Nieuwpoort”. Zijn werk is meer christelijk bezielde retoriek dan poëzie. Hij schreef daarnaast ook theologisch en historisch werk.
Zijn we nu wat dichter gekomen bij de ziel van onze grootvader en overgrootvaders? Het spijt me dat ik er nooit eerder mee bezig ben geweest. Mijn ouders hebben er ook nooit iets over verteld. Zijn de boeken verkocht aan een antiquariaat? Geen idee!De oude familie-bijbel is naar mijn broer Jan gegaan, de vader van Robert. Daar zaten voor in altijd twee lange gedichten (verhalende gedichten). De ene heette “Het haantje van de toren” en de andere herinner ik me helaas niet meer. Soms las mijn vader er wel eens een voor. Altijd mooi in die oude Nederlandse taal. Zou grootvader Diederik die gedichten hebben gemaakt? Vraag Robert maar eens of hij vóór in de familiebijbel, die bij zijn moeder moet zijn, wil kijken.
 

Voorlopig nu maar weer. Hartelijke groet, ook van Maarten, ook aan Ineke,

Rietje d’Ailly-Schlötjes

“Het Haantje van de toren”.

Dat is een gedicht van de Génestet. Hieronder een deel van de tekst:
Het haantje van den toren
P.A. de Génestet (1829 – 1861)
November ’t laatst, maar even toch,
door storm en sneeuwjacht heen,
Was ze uitgewipt naar Moeders huis
met overhaaste schreeën.
Men knorde op ’t onvoorzichtig kind;
zij – kuchte, met een lach....
Doch ’s avonds van dat wit gelaat
ontroerde wie haar zag.

En sedert ving haar lijden aan;
de kiem der wrede kwaal,

„Die langzaam moordt, als sluipend gif,
en wis, als ’t grievend staal,”
Schoot wortlen in heur jonge borst....
Een blijde lentegaard....
En de arme kunst zocht weer naar ’t kruid,
dat nergens wast op aard.
Het einde was beslist; doch zij
verdroeg haar kruis, als meest
Haar kruisgenooten, ’t hart vol hoop,
met plannenrijken geest.
Zij leed, met lieve lijdzaamheid,
ook waar van week tot week,
Trots korte vleugjes van herstel,
haar teedre kracht bezweek.

Toch, dat eentonig leventje,
met zorg bewaakt, verdeeld, –
Was ze niet moe als nichtje een uur
had aan haar zij gespeeld? –
Dat dobbren tusschen hope en vrees,
die voorgeschreven rust,
’t Was wel een kruis, een bitter kruis,
voor lieve „Levenslust”! enz, enz

Jaap maakte van het gesprek op 31 mei 2005 nog wat aantekeningen, die nog aanvullingen zijn op hun verhaal:

We hadden het ook nog over Diederich, waarover Rietje vanuit de herinnering van vader Frans geschreven had dat die lessen Nederlands aan huis gaf. Achteraf zegt ze, kan het ook heel goed dat hij boekhoudlessen gaf. Het ging er in de verhalen vooral om dat de kinderen het huis uit moesten als er les gegeven werd.

Verder spraken we nog over Watergraafsmeer. In mijn tekst staat genoemd dat Frans 1921 uit Watergraafsmeer komt: dit is onjuist, hij is er gebleven, maar Watergraafsmeer kwam toen onder de gemeente Amsterdam. Waarschijnlijk heeft ook het wisselende huisnummer (82 wordt 158 hs) daarmee te maken.

Rietje vertelde ook nog over Jan in Nieuw Zeeland: die werkte bij een elektriciteitsbedrijf, en Jan was gespecialiseerd in het laten betalen van wanbetalers. Als mensen hun rekening niet wilden betalen, dan werd Jan er op af gestuurd en kwam het eigenlijk altijd goed.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Start Omhoog Rietje Schlötjes Jaap Schlötjes Robert Schlötjes Familieberichten

U kunt een e-mailbericht met vragen of opmerkingen over deze website verzenden aan jaap@schlotjes.nl